Overweging 5 juli 2009

© Hub van den Bosch

Jongerenkerk

Venlo


Overweging van

Hub van den Bosch


Liefde waarmaken


 

Een profeet wordt niet geëerd in zijn eigen omgeving, dat zijn de woorden van Jezus zelf die wij vandaag horen.

Een gezegde dat wij ook vandaag de dag nog wel eens gebruiken.

En u weet het wel: kinderen luisteren bij anderen altijd beter als thuis. En ook wij zelf nemen vaak eerder iets aan van een vreemde of iemand die wat verder weg van ons staat dan van hen die dichtbij ons staan: onze ouders, onze partner of broer of zus.

De verhalen van vandaag willen ons op een ander spoor zetten.

Ezechiël, priester en profeet bij de Israëlieten in Babylon, wordt naar zijn eigen mensen gestuurd. De Israëlieten zijn kwaad op God om de val van Jeruzalem in 567 voor Christus. En ze morren en houden zich niet aan Gods geboden. En de 30 jarige Ezechiël is daar uit liefde voor zijn volk bezorgd om en wil hen dat zeggen. Hij wordt uitgelachen.


600 jaar later is daar die andere profeet, die 30 jarige timmermanszoon die in zijn vaderstad ook misstanden ziet. De vaderstad die onder het juk van de Romeinen zit. Uit liefde voor de mensen vertelt hij hen een nieuwe boodschap om hen te helpen om tot een andere liefdevolle en vreedzame wereld te komen. Ook hij wordt uitgelachen en weggehoond. Hij, die timmermanszoon, hem kennen we toch en we kennen zijn ouders, zussen en broers, wat meent hij zich wel niet!


En ook de wereld van vandaag de dag is niet dat paradijs dat God zich voor ons gewenst heeft. En hij vraagt vandaag ook profeten. Die profeten moeten wij zijn. Wij worden opgeroepen om aan de slag te gaan elke dag weer mensen om ons heen proberen te helpen gelukkig te worden. Soms houdt dat in dat je ook op misstanden wijst. Dat je iemand probeert er voor te behoeden verkeerde dingen te doen. Niet omdat jij het zo goed weet, want wie van ons weet nu altijd precies wat goed is en maakt geen fouten, maar uit liefde voor die ander probeer je haar of hem te behoeden voor wat misschien wel verkeerd kan uitpakken voor haar of hem.


Je verschuilen achter de uitspraak een profeet wordt niet geëerd in zijn eigen streek en daardoor anderen niet te behoeden voor dingen die verkeerd kunnen uitpakken en hen juist niet te wijzen op dingen die belangrijk zijn voor een goed en gelukkig leven, zo willen de lezingen van vandaag ons zeggen, dat is niet goed. Als je oprecht van de ander houdt, ook al wil die ander niet luisteren, dan dien je haar of hem er toch steeds op die andere mogelijkheden, op die andere keuzes die zij of hij kan maken te wijzen. Je mag uit liefde voor hen dat niet achterwege laten en zeggen laat dat een ander, een vreemde maar doen, naar die luisteren ze misschien wel, want vreemde ogen dwingen, luidt een gezegde.
De lezingen vandaag willen ons zeggen dat is niet de houding van een profeet, van iemand die oprecht houdt van mensen. God wil dat wij elke dag weer alles uit de kast halen om juist uit oprechte liefde voor die ander, en nadrukkelijk die ander dichtbij, die ander te behoeden voor misstappen, te behoeden voor verkeerde keuzes. De gedachte: als die dan niet wil luisteren, en om geen ruzie te riskeren zeg ik maar niets meer, of, wie niet luisteren moet maar voelen, getuigt niet van oprechte liefde voor de ander. Uit oprechte liefde voor zijn mensen stuurt God Ezechiël naar de Israëlieten in Babylon, stuurt God Jezus naar zijn vaderstad, en stuurt hij ons vandaag naar de mensen OM ons heen. Mogen wij DIE oprechte liefde waarmaken.


In de tijd van Ezechiël en in Jezus' tijd was het blijkbaar al niet veel anders, zo hoorden we in de lezingen van vandaag. Ezechiël behoort tot het volk dat 600 jaar voor Jezus na de val van Jeruzalem gedeporteerd was naar Babylon. En daar in dat vreemd land is Ezechiël tussen de Israëlieten werkzaam als priester en als profeet. En Ezechiël hoort Gods klaagzang over het volk dat niet leeft zoals dat moet. En hij heeft er ook nog begrip voor dat God klaagt. Zo wordt de klacht die God heeft zijn klacht en gaat hij te midden van zijn volk het Woord van God geloofswaardig verkondigen. Ezechiël was er ten diepste van overtuigd dat het verdriet van God om zijn volk alleen maar kon voortkomen uit zijn hartstochtelijke liefde voor het volk. Het was juist op die liefde dat Ezechiël meent het volk te moeten aanspreken. De opdracht die God aan Ezechiël geeft is dus niet zo makkelijk. Hij zegt tegen Ezechiël: ik stuur je naar je eigen volk, naar het Huis van Israël. Als ik je naar een ander volk stuur die zouden wel luisteren, maar de Israëlieten zullen wel niet willen luisteren. Maar toch zend ik je. Ben niet bang. Je naam Ezechiël betekent immers: ‘God geeft sterkte’. Ezechiël was toen 30 jaar. Maar er wordt niet naar Ezechiël geluisterd. Het volk is nukkig en weerbarstig.


En dan ruim 600 jaar later gebeurt hetzelfde. Nu wordt Jezus, 30 jaar oud, gezonden naar zijn eigen streek waar hij opgegroeid is en waar iedereen hem kent. Hij wordt gestuurd naar zijn vaderstad, zo staat er. En ook Jezus vindt geen gewillig oor, zeker in zijn eigen kring wordt hij niet serieus genomen. En hij zegt zelf: een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen omgeving.

 

Wat kunnen we nu met deze verhalen? Steeds wordt met opzet geen vreemde als profeet gestuurd. Niet naar de Israëlieten in Babylon, niet naar Jezus' vaderstad. God stuurt met opzet iemand van het eigen volk.

En wat doen we dan met de opmerkingen van bijvoorbeeld ouders, van opa's en oma's die het jammer vinden dat hun kinderen niets meer doen met hun geloof waarin ze zijn opgevoed en dat al helemaal niet meer terug zien bij hun kleinkinderen. Ze zuchten en zeggen: erover praten doen we maar niet. Dat is zo moeilijk, dat kan niet, dat verstoort de goede verhouding. Als er al iets over gezegd moet worden dan liever door een vreemde. Vreemde ogen dwingen en misschien nemen ze van een vreemde wel iets aan.


De verhalen van vandaag roepen ons op het anders te zien. Ook vandaag stuurt God elke dag nog profeten op weg en vandaag zijn wij die profeten. Vandaag zendt God ons naar de mensen om ons heen om zijn boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid uit te dragen en waar te maken. En ja, ook voor die opa's en oma's is een taak weggelegd. Ouders hebben immers een eigen inbreng op de emotionele vorming van hun kinderen. Het kan toch niet zo zijn dat die inbreng dan na verloop van tijd afgelopen is en dat je niets meer mag inbrengen uit liefde voor hen en dat inbreng of goede raadgevingen dan alleen maar van vreemden kan en mag komen?

Het mag misschien wel waar zijn dat een profeet niet in zijn eigen streek geliefd is, dat kinderen beter naar vreemden luisteren en dat ook wij misschien makkelijker iets aan nemen van iemand die verder weg staat van ons. Het kan ook een dooddoener zijn waarachter we ons verschuilen en waardoor we de makkelijkste weg kiezen; de weg van wegkijken. Maar als we oprecht van die ander die dichtbij ons staat houden, mag je dat dan wel doen? En daarom is de opdracht die we vandaag meekrijgen dat wij het niet aan vreemden over moeten laten maar dat ook wij vanuit een oprechte liefde voor de ander juist wel moeten durven aandringen bij die ander als je voor die ander iets belangrijk vindt. Uit oprechte liefde voor de Israëlieten stuurde God Ezechiël naar hen, uit oprechte liefde voor de mensen stuurde God Jezus naar zijn vaderstad, uit oprechte liefde voor de mensen stuurt hij ons vandaag naar mensen om ons heen met Zijn boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid en haal alles uit de kast om hen aan te reiken wat jij zo kostbaar vindt voor hen. Want als je het niet doet, hoe oprecht is dan jouw liefde voor hen.